Geselecteerde risicofactoren:
Risicofactor | Risicoscore |
Gewicht < 60 kg en/of BMI 20 kg/m2 1 | 1 |
Leeftijd > 60 jaar | 1 |
Leeftijd > 70 jaar | 2 |
Eerdere fractuur na het 50e levensjaar 2 | 1 |
Heupfractuur bij een ouder | 1 |
Verminderde mobiliteit 3 | 1 |
Reumatoïde artritis | 1 |
Aandoening of situatie geassocieerd met secundaire osteoporose 4 | 1 |
Gebruik van corticosteroïden (> 3 maanden; > 7,5 mg/ dag) | 4 |
1 Bij een lengte < 1.73 meter is de BMI te prefereren boven het absolute gewicht van 60 kg
2 Bij een recente fractuur ( < 3 maanden geleden) is een DEXA altijd geïndiceerd
3 Gedefinieerd als hulpmiddel bij lopen of > 4 weken niet lopen in het laatste jaar
4 Aandoening of situatie geassocieerd met secundaire osteoporose:
Bij een risicoscore van 4 of meer dient er een botdichtheidsmeting (DEXA-meting) te worden aangevraagd. Bij postmenopauzale vrouwen met een recente wervelfractuur (gedefinieerd als een hoogteverlies van > 25%) kan echter direct worden overgegaan tot behandeling om verder fractuurrisico te reduceren. Bij mannen ouder dan 50 jaar is het aan te bevelen, om na het vaststellen van twee of meer wervelfracturen, een behandeling te starten om verder fractuurrisico te reduceren. Het kan overwogen worden om bij deze twee groepen patiënten een DEXA te doen, zodat voor de follow-up een uitgangswaarde bekend is. Wellicht ten overvloede dienen andere oorzaken van een wervelinzakking zoals multiple myeloom of botmetastasen te worden uitgesloten. Daarnaast dienen in de anamnese de volgende zaken te worden uitgevraagd:
Aanwijzingen voor één of meerdere wervelfracturen:
Risicofactoren voor osteoporose (andere dan bovengenoemde)
Valrisico
Lichamelijk onderzoek
Het lichamelijk onderzoek is gericht op de kenmerken van osteoporose:
Laboratorium onderzoek
Het doel van laboratoriumonderzoek is om door middel van bloedonderzoek aanwijzingen te krijgen over de mogelijke oorzaak van een secundaire osteoporose, dan wel deze uit te sluiten. Dit onderzoek dient te gebeuren alvorens te starten met medicamenteuze behandeling ter preventie van fracturen indien vanuit de anamnese hier aanwijzigingen voor zijn gebleken. In het algemeen zijn de hierna vermelde bepalingen toereikend:
– BSE, serum calcium albumine, creatinine;
– 25-(OH)D en TSH;
– alkalische-fosfataseactiviteit in het serum;
– bezinkingssnelheid van de erytrocyten;
– op indicatie: totaal eiwit en eventueel eiwitspectrum, eventueel coeliakie-serologie
– PTH (o.a. bij hypercalcemie);
– bij mannen: serum testosteron, en op indicatie 24 uurs urine calcium en creatinine
Botdichtheidmeting
Een botdichtheidmeting (BMD) (niveau 1) vormt de gouden standaard in de diagnostiek van osteoporose. De BMD wordt gemeten met behulp van dual-energy X-ray (DXA)-apparatuur, waarbij de uitslag wordt weergegeven in T-scores. Bij de T-score is de piekbotmassa, die tussen 20 en 30 jaar wordt bereikt, het referentiekader. De T-score van een patiënt is de afwijking van de piekbotmassa in standaarddeviaties. Om de ernst van de afwijking te beschrijven wordt gebruik gemaakt van criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), waarbij op basis van een botmineraaldichtheidsmeting (BMI-meting) een onderscheid wordt gemaakt tussen normaal bot (T-score ≥ -1), osteopenie (T-score tussen <-1 en ≥ -2.5), osteoporose (T-score <-2.5) en ernstige osteoporose (T<-2.5 en een prevalente osteoporotische fractuur).