In Amsterdam rapporteerde 9% van de mannen van 55 en ouder één of meer beperking in mobiliteit (zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping, de trap op- en aflopen, de woning verlaten en binnen gaan en zich buitenshuis verplaatsen) tegenover 16% van de vrouwen (GGD Amsterdam).
Het percentage met een of meer mobiliteitsbeperkingen was 6% in personen tussen de 55 en 64 jaar, 10 % in personen 65 en 74 jaar en 28% in personen van 75 jaar en ouder.
Loopsnelheid en meer recent de Short Physical Performance Battery (SPPB) worden veelvuldig als objectieve maat van mobiliteit gebruikt. Internationaal wordt een loopsnelheid langzamer dan 1.0 m/s geassocieerd met negatieve gezondheidsuitkomsten (Cesari 2005; Guralnik 2000).
Uit grote onderzoeken blijkt dat de loopsnelheid gemiddeld afneemt met de leeftijd en dat de gemiddelde loopsnelheid bij ouderen boven de 70 jaar al dicht in de buurt van de 1.0 m/s komt (Bohannon 1997).
Verder is uit onderzoek gebleken dat fysiek actieve personen minder vaak mobiliteitsbeperkingen hebben (Visser 2005).