?>

Interventies

De katheter verwijderen.
De Katheter verwijderen. Uit routine wordt voor het verwijderen van de katheter vaak blaastraining toegepast. Blaastraining houdt in, dat de katheter elke 3 uur afgedopt of afgeklemd wordt, zodat de blaas zich vult en de patiënt aandrang krijgt. Katheters geven echter op zich al aandrang.

Het advies is dus de katheter te verwijderen en af te wachten tot de patiënt gaat plassen. Verwijder de katheter liefst vroeg in de ochtend, zodat men over de dag de urineproductie kan monitoren.

Idealiter kan men aan het eind van de dag, na uitplassen, met een bladderscan het eventuele residu bepalen. Als dit meer is dan 300/400 cc, zal men opnieuw een katheter moeten inbrengen.

Bedroeg de retentie aanvankelijk meer dan 1000cc, dan is de detrusor door overrekking mogelijk zo beschadigd, dat men zeker enkele weken een katheter moet gebruiken.

Men kan na plaatsen van de katheter dan starten met een alfa-blokker om een tonusverlaging van de blaashals te bewerkstelligen, waardoor de uitstroomweerstand wordt verlaagd.

Behandeling van complicaties bij (chronisch) kathetergebruik
  • Bacteriurie treedt zeer snel op bij een katheter, aan de katheter zal zich een biofilm hechten. Na 7 dagen heeft 50 % van de patiënten een bacteriurie, na een maand vrijwel 100%   De bacteriurie bij kathetergebruik is meestal asympotmatisch en behoeft geen behandeling.
  • Urineweginfecties en sepsis. Het risico op een infectie is het grootst bij het inbrengen van de katheter. Dit geldt zeker bij traumatische katheterisatie . Koorts blijft de belangrijkste aanwijzing voor een infectie, maar ook verwardheid, hypotensie, toegenomen spasmen en verstopping van de katheter kunnen wijzen op een infectie.
    • Het gaat om een gecompliceerde infectie, die behandeld moet worden met antibiotica met een goede weesfelpenetratie. Het is raadzaam de katheter een dag na het starten van het antibioticum te vervangen.
    • Voor het starten met antibiotica neemt men een urinekweek af om het resistentiepatroon te bepalen. Recidiverende uwi’s zijn een risico voor het ontstaan van een chronische nierinsufficiëntie. Het aanzuren van de urine middels vitamine C oraal of amygdalaat om bacteriegroei tegen te gaan is niet werkzaam gebleken.
  • Debris en verstopte katheters.  In de katheter treedt altijd een bezinksel op, bestaande uit is slijm, bacteriën, leukocyten, en blaasgruis. Katheters verstoppen meestal met slijm en gruis.
    • Dit kan te maken hebben met te weinig drinken, dus te weinig urineflow . Soms ligt de katheter tegen de blaaswand aan en is daardoor verstopt. Als de katheter verstopt is, kan men proberen met NaCl te spoelen.
    • Vaak lukt dit niet en zal men de katheter moeten vervangen. Men kan kiezen voor een grotere maat katheter of een volledige siliconenkatheter, vanwege het grotere lumen.
    • Soms zal men de katheter preventief 2-3 maal daags moeten spoelen met NaCl. Het spoelen van de blaas met zure oplossingen zoals solutio G of solutio R moet ontraden worden omdat deze spoelingen de blaaswand ernstig kunnen irriteren.
  • Blaas- en of nierstenen. Blaasstenen worden veroorzaakt door ureasevormende bacteriën, zoals Proteus spp. Zij vormen struvietkristallen. De kristallen hechten zich eerst aan de katheter, maar kunnen zo groot worden dat ze zich loslaten. In deze stenen houden bacteriën zich schuil . Naast struviet komen ook calciumfosfaatkristallen voor.
  • Langs de katheter lekkende urine. Sluit eerst obstipatie of een verstopte katheter uit.  Meestal wordt lekken veroorzaakt door onwillekeurige contracties van de blaas.
    • Een kleinere maat katheter en/of minder balloninhoud kan deze blaaskrampen verminderen. Men kan anticholinergica toedienen, maar gezien de vaak optredende bijwerkingen (delier) moet men hiermee zeer terughoudend zijn.
  • Haematurie treedt vaak op door irritatie van de blaaswand, meestal gaat het vanzelf over. Het gebruik van antistollingsmiddelen kan een extra risico geven op blaasbloedingen (geef bij doorgeschoten INR vitamine K 5 tot 10 mg).
    • Ook een blaassteen, urineweginfectie of maligniteit van de urinewegen  kan een bloeding veroorzaken. Het advies is bij hematurie ruim te drinken en zo nodig de katheter te spoelen met NaCl.
    • Als er stolselvorming optreedt waardoor de katheter verstopt raakt, is dit een indicatie voor een spoedverwijzing naar de uroloog. Hematurie is altijd een indicatie voor een poliklinische evaluatie door de uroloog.
  • Schrompelblaas. Na langdurig kathetergebruik kan een schrompelblaas optreden. Door de continue urineafvloed en de chronische irritatie kan de blaas verlittekenen. De blaas kan zich dan niet meer ontplooien.
  • Blaascarcinoom. Na jaren kathetergebruik kan door de chronische irritatie een blaascarcinoom ontstaan. Na 10 jaar is er en risico van 0,9% en na 30 jaar (b.v. bij dwarslaesiepatiënten) een risico van 9%.
  • Peritonitis kan ontstaan bij suprapubische katheters.
Complicaties bij het katheteriseren van de man en mogelijke oplossingen.

Zowel tijdens het inbrengen, het verblijf als bij het verwijderen van de katheter kunnen zich complicaties voordoen.

  • De katheter komt niet voorbij de prostaat. Goede lubricatie en verdoving zijn belangrijk. De volledige spuit Instillagel moet in de urethra gebracht worden en minimaal 5 minuten intrekken . Men kan kiezen voor de wat stijvere siliconenkatheter of voor een grotere kathetermaat  . Bij ruime ervaring kan men gebruik maken van een Tiemann katheter, die een stijvere punt heeft.Belangrijk is om het puntje van de Tiemann katheter op 12 uur te richten om de bocht bij de prostaat te nemen. Er bestaat hierbij wel een groter risico op een fausse route.
  • Samentrekken externe blaassfincter. Door pijn en spanning kan de externe blaassfincter onwillekeurig samentrekken, het is daarom van groot belang de verdoving voldoende lang te laten inwerken en de patient gerust te stellen. Eventueel kan men een kleinere maat katheter gebruiken.
  • Strictuurvorming van de urethra. Het slijmvlies van de urethra kan beschadigd raken en verbindweefselen. Men dient hierom bij het inbrengen van de katheter geen kracht uit te oefenen. Het risico op beschadiging is groter bij trekkrachten aan de katheter, bv bij verwarde patiënten of bij een loshangende katheterzak  . Bij een urethrastrictuur kan men proberen een kleinere maat katheter te gebruiken. Soms moet de strictuur chirurgisch worden opgeheven.
  • Fausse route of perforatie van urethra.
Complicaties bij het verwijderen van de katheter.
  • De ballon loopt niet leeg. Door onderdruk kan het kanaaltje collaberen. Zuig de ballon dus langzaam leeg. Men kan proberen met water het kanaatje door te spuiten, of de katheter af te knippen en het water uit de ballon te laten sijpelen. Het kan gebeuren, dat de poreuze ballon water heeft gelekt en er minder balloninhoud is overgebleven. Indien niet succesvol, doorverwijzing naar de uroloog
  • De katheter is vastgegroeid. Meestal is er geen andere optie dan tanden op elkaar en hard trekken.Een draaiende beweging daarbij kan helpen.
De katheter is er spontaan uitgevallen.
  • De ballon is leeggelopen. De katheterballon is relatief poreus, als de katheter te lang in situ blijft kan de ballon langzaam leeglopen. Het is daarom raadzaam de balloninhoud wekelijks te controleren.Als de katheter vaker uitvalt, is dit ook mogelijk als gevolg van perforatie van de ballon door een blaassteen. Controleer of de ballon van de uitgevallen katheter lek is.
  • Als de suprapubische katheter eruit is gevallen dient er snel gehandeld te worden. De fistelopening zal zich binnen enkele uren sluiten. Als de opening reeds te klein is voor de kleinste maat katheter kan men kiezen voor een maagsonde met Charrière 8 of 10. Als men deze noodoplossing moet kiezen kan men 1-2 dagen erna meestal proberen een grotere maat in te brengen. Zeker bij kwetsbare ouderen zou men dit moeten proberen om een nieuwe operatie te besparen.
Alternatieven voor een verblijfskatheter
Er bestaan verschillende alternatieven voor een verblijfkatheter:

  • Gebruik van incontinentiemateriaal: de belangrijkste bron van infectie, namelijk het inbrengen een aanwezig zijn van een katheter wordt hierbij vermeden. Incontinentiemateriaal moet wel regelmatig verschoond worden.
  • Gebruik van een condoomkatheter bij mannen: de belangrijkste bron van infectie wordt daarbij vermeden. Een condoomkatheter moet dagelijks worden vervangen en moet je juiste maat hebben.
  • Intermitterend katheteriseren: Bij een chronische blaasretentie moet intermitterend katheteriseren worden overwogen. Dit vermindert irritatie, blaaskrampen, opstijgende infecties, risico op nierinsufficiëntie, verstopte katheters en steenvorming. Veel patiënten kunnen dit leren. Als dit door derden gedaan moet worden, is de kans van slagen op termijn klein.
  • Bij in het ziekenhuis opgenomen ouderen is de winst van intermitterend katheteriseren versus een verblijfskatheter alleen aangetoond na een operatieve ingreep.
Suprapubische katheter
Een suprapubische katheter (SPC) is ook een blaaskatheter, met dezelfde complicaties als een transurethrale katheter (infecties, stenen, blaaskrampen). Redenen om een SPC te plaatsen zijn:

  1. Minder urethrale irritatie klachten( met of zonder afscheiding);
  2. Geen uitscheuring van urethra;
  3. Makkelijkere verzorging (zeker bij rolstoelafhankelijke patiënten);
  4. Vaak minder “plukken” van oudere/ verwarde mensen;
  5. Als mensen nog wel wat zelf kunnen plassen kan er een stopje op de SPC en hoeft die maar een paar keer per dag geleegd te worden.
Doorverwijzen naar andere disciplines.
  • Verpleegkundigen en verzorgenden: Katheriseren van vrouwen vanaf niveau 3, katheriseren van mannen vanaf niveau 4. Spoelen van de katheter met NaCl, signaleren van retentieklachten, infecties (koorts en hypotensie), pijn (blaaskrampen), verstopte katheter en/of bloedingen. Het controleren van de balloninhoud.
  • Ergotherapeut: bij verwarde/demente patiënten die aan de katheter trekken en als fixatie van de katheterzak niet goed lukt.
  • Fysiotherapeut: eventueel voor bekkenbodemtraining.
  • Uroloog: Bij hematurie, als het inbrengen van de katheter niet lukt, verwijzing voor het plaatsen van een suprapubische katheter. Bij verdenking op blaasstenen of maligniteit van de urinewegen, verwijderen van een katheter met mictieobservatie en meten van residu, evaluatie oorzaak residu of retentie (vooral bij ouderen die nog redelijk fit zijn), reflux van urine in het pyelum.
  • Microbioloog: Bij advies met betrekking tot de keuze voor het antibioticum bij infecties en bij recidiverende infecties.
  • Nefroloog: Bij reeds ontstane nierinsufficiëntie bij recidiverende infecties.
  • Gespecialiseerde verpleegkundige: voor zelfkatheterisatie training (vaak te organiseren via de polikliniek urologie.
Complicaties bij het katheteriseren van de vrouw.
  • De urethramond is niet zichtbaar. Bij oudere patiëntes kan de urethramond in de vagina verdwijnen door atrofie. De urethramond is dan voelbaar ventraal in de vaginawand. Bij katheteriseren moet de katheter met de wijsvinger in de urethra worden geleid middels vaginaal toucher. In dit geval kan men in zijligging proberen te katheteriseren. 
  • Strictuurvorming en samentrekken van de externe blaassfincter. Zie bij complicaties bij het katheteriseren van de man.
Problemen die zich voor kunnen doen bij het katheteriseren en de aanwezigheid van een verblijfkatheter.
Er zijn verschillende problemen die zich kunnen voordoen tijdens het katheteriseren en in de periode dat de verblijfskatheter in situ is. Klik op de onderstaande kopjes voor meer informatie en mogelijke oplossingen.

Conditie vervolgen

  • Verpleegkundigen en verzorgenden: Wekelijks controle van de ballon inhoud om uitvallen van de katheter te voorkomen.
  • Behandelend arts: Bij chronisch gebruik eenmaal per regelmatig evalueren of de katheter nog nodig is.
 

Toolkit

Artikelen

Project ‘Tijd voor oogsten’

Artikel op website Nationaal Programma Ouderenzorg: Almere is de eerste regio in Nederland waar welz...

Bijeenkomst over Transmurale zorg

Naar aanleiding van de CBO bijeenkomst over de transmurale zorgbrug op maandag 5 februari is mevrouw...