Behandeling
Wijzigen van medicatie, behandeling van obstipatie, decompensatio cordis, oorzaken van polyurie en eventueel beperken van alcohol en/of koffie intake behoren tot de algemene maatregelen die men kan nemen.
Urge klachten kunnen afnemen na behandelen van een urineweginfectie en stress incontinentie kan verbeteren met afvallen en lichamelijke activiteit. Overigens leidt antibiotische behandeling van verder asymptomatische bacterurie niet tot reductie van incontinentie (Nicolle 1987).
Een incontinentie verpleegkundige (aangesloten bij een urologische praktijk) kan patiënten van praktische adviezen voorzien, leren catheteriseren en begeleiden. Nuttige informatie staat op de website van de stichting bekkenbodem patienten: bekkenbodem.net. Hierin staan leefstijl adviezen, kunnen folders over incontinentie materiaal worden besteld en zijn er adressen van specialistische centra waarnaar verwezen kan worden.
Een overzicht van deze gespecialiseerde fysiotherapeuten staat op de volgende website: nvfb.fysionet.nl.
De resultaten van bekkenbodemtraining variëren in de literatuur sterk; 27-90% ervaart een belangrijke verbetering. Bij de oudere patiënt zijn deze percentages op de korte termijn even hoog (Richter 2008).
Het effect neemt in de loop der tijd af, wat voorkomen kan worden door herhaalde training en aandacht voor de bekkenbodemspieren.
Bij de geriatrische patiënt zal per casus beoordeeld moeten worden of motivatie en cognitieve vermogens voldoende zijn om een dergelijke training te ondergaan.
Een alternatief is een periurethrale injectie waarmee een operatie wordt vermeden. De effectiviteit is vergelijkbaar met operatieve ingrepen. De injecties moeten echter herhaald worden en maar weinig centra in Nederland hebben hier ervaring mee.
In een recente meta-analyse onder oudere patiënten leidde solifenacine in 48% tot continentie itt 29% in placebo behandelde patiënten. Als bijwerkingen worden obstipatie en urineweginfecties genoemd, maar geen cognitieve bijwerkingen (Wagg 2006).
Contra-indicaties van spasmolytica zijn nauwe kamerhoek glaucoom, urine retentie, ernstige nier- en leverinsufficiëntie, ernstige motiliteitsstoornissen van het maagdarmkanaal en myasthenia gravis.
De resultaten zijn echter beperkt en de kans op complicaties reëel. Na de ingreep moet regelmatige (zelf)catheterisatie mogelijk kunnen zijn indien mictie onvoldoende op gang komt.
Medicamenteuze behandeling van retentie bij mannen met prostaathypertrofie bestaat uit alpha 1-antagonisten (Alfuzosine, doxazosine, tamsulosine en terazosine) of 5-α1-reductaseremmers (dutasteride en finasteride).
Nadeel van de eerste is het risico op orthostatische hypotensie. Dit nadeel lijkt het minst te zijn bij tamsulosine. De 5-α1-reductaseremmers remmen groei van de prostaat waardoor het effect pas na twee tot zes maanden te verwachten is.
Er is aangetoond dat deze middelen de noodzaak tot chirurgisch ingrijpen verkleinen. Vaak is er naast retentie bij prostaathypertrofie ook een overactieve blaas welke eventueel kan worden behandeld.
Bij onvoldoende behandeleffect of ontbreken van behandelopties is regelmatige catheterisatie noodzakelijk. Dit leidt tot minder urineweginfecties dan een permanente catheter.
Conditie vervolgen
Indien blaastraining na 3 maanden ineffectief is, heeft verdere behandeling geen zin. Medicamenteuze behandeling zou na een aantal weken effectief moeten zijn. De balans tussen effectiviteit en bijwerkingen moet regelmatig geëvalueerd worden.