?>

Risicofactoren

Katheterisatie moet niet worden onderschat, het is een onaangename sensatie met een aanzienlijke morbiditeit en zelfs mortaliteit. Er bestaat een lineair verband tussen de duur van de katheterisatie en overlijden. Kwetsbare ouderen met een katheter hebben een 3 keer zo hoge kans binnen een jaar te overlijden dan patiënten zonder katheter.
Gezien alle risico’s en bijwerkingen is het van groot belang dat katheters alleen worden toegepast als dat absoluut noodzakelijk is  en moet men de noodzaak steeds evalueren.

De volgende complicaties kunnen optreden door de aanwezigheid van een blaaskatheter:

  • Bacteriurie treedt zeer snel op bij een katheter, aan de katheter zal zich een biofilm hechten. Na 7 dagen heeft 50 % van de patiënten een bacteriurie, na een maand vrijwel 100%. De bacteriurie bij kathetergebruik is meestal asympotmatisch en behoeft geen behandeling.
  • Urineweginfecties en sepsis. Het risico op een infectie is het grootst bij het inbrengen van de katheter. Dit geldt zeker bij traumatische katheterisatie. Koorts blijft de belangrijkste aanwijzing voor een infectie, maar ook verwardheid, hypotensie, toegenomen spasmen en verstopping van de katheter kunnen wijzen op een infectie. Het gaat om een gecompliceerde infectie, die behandeld moet worden met antibiotica met een goede weefselpenetratie. Recidiverende uwi’s zijn een risico voor het ontstaan van een chronische nierinsufficiëntie.
  • Debris en verstopte katheters.  In de katheter treedt altijd een bezinksel op, bestaande uit is slijm, bacteriën, leukocyten, en blaasgruis. Katheters verstoppen meestal met slijm en gruis. Dit kan te maken hebben met te weinig drinken, dus te weinig urineflow. Soms ligt de katheter tegen de blaaswand aan en is daardoor verstopt.
  • Blaas- en of nierstenen. Blaasstenen worden veroorzaakt door ureasevormende bacteriën, zoals Proteus spp. Zij vormen struvietkristallen. De kristallen hechten zich eerst aan de katheter, maar kunnen zo groot worden dat ze zich loslaten. In deze stenen houden bacteriën zich schuil. Naast struviet komen ook calciumfosfaatkristallen voor. Denk aan blaasstenen bij: recidiverende symptomatische urineweginfecties die niet goed reageren op antibiotica, met in de urinekweek proteus of pseudomonas; bij flinke (toename) blaaskrampen; bij een vaak uitvallende cathteter check dan de ballon van de uitgevallen katheter, als deze lek is, is de kans op een blaassteen groot. Bij (een vermoeden op) blaasstenen doorverwijzen naar de uroloog voor behandeling.
  • Langs de katheter lekkende urine. Sluit eerst obstipatie of een verstopte katheter uit.  Meestal wordt lekken veroorzaakt door onwillekeurige contracties van de blaas. Een kleinere maat katheter en/of minder balloninhoud kan deze blaaskrampen verminderen. Men kan anticholinergica toedienen, maar gezien de vaak optredende bijwerkingen (delier) moet men hiermee zeer terughoudend zijn.
  • Haematurie treedt vaak op door irritatie van de blaaswand, meestal gaat het vanzelf over. Kan ook uit de prostaat of nieren komen.
  • Schrompelblaas. Na langdurig kathetergebruik kan een schrompelblaas optreden. Door de continue urineafvloed en de chronische irritatie kan de blaas verlittekenen.
  • Blaascarcinoom Na jaren kathetergebruik kan door de chronische irritatie een blaascarcinoom ontstaan. Na 10 jaar is er en risico van 0,9% en na 30 jaar (b.v. bij dwarslaesiepatiënten) een risico van 9%.
  • Peritonitis kan ontstaan bij suprapubische katheters.
 

Toolkit

Artikelen

Project ‘Tijd voor oogsten’

Artikel op website Nationaal Programma Ouderenzorg: Almere is de eerste regio in Nederland waar welz...

Bijeenkomst over Transmurale zorg

Naar aanleiding van de CBO bijeenkomst over de transmurale zorgbrug op maandag 5 februari is mevrouw...